Contactgegevens
T 078 - 79 99 932 078 - 79 99 932

Kern: 
Een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt afgewezen, 
indien minder dan tien jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, ten aanzien van de schuldenaar de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest. Er bleek enige onduidelijkheid over het startmoment van de verplichte wachttermijn. Aan de Hoge Raad werd daarom gevraagd hier duidelijkheid in te scheppen. De Hoge Raad antwoordde dat de tienjaarstermijn na afloop van de materiële periode van een schuldsaneringsregeling aanvangt. Als een termijn wordt verlengd door de rechter, dan vangt de wachttermijn van tien jaren pas na deze verlenging aan.

Wanneer begint de tienjaarstermijn te lopen? 
De toegang tot de schuldsaneringsrechter is en blijft een principiële zaak. Daarom werd een zogenaamde “prejudiciële vraag” gesteld aan de Hoge Raad: een prejudiciële vraag (artikel 392 Rv) is een vraag die de lagere rechter (bijvoorbeeld een rechtbank of een gerechtshof) stelt aan de hoogste rechter over een vraag van wetsuitleg, als dat van belang is voor meerdere geschillen. Zo krijgt de rechtspraktijk sneller duidelijkheid van de hoogste rechter over een juridische vraag dan dat telkens alle instanties moeten worden doorlopen.

De vraag luidde wanneer precies de verplichte wachttermijn van tien jaar uit artikel 288 lid 2 Fw na een eerdere schuldsaneringsprocedure van start gaat. Is dat (pas) bij het formele einde van de schuldsaneringstermijn (= het verbindend worden van de slotuitdelingslijst op grond van artikel 356 Fw), of (reeds) na het materiële einde van de schuldsaneringstermijn op grond van artikel 349a Fw? Even afgezien van de mogelijkheid van een verlenging zou dat laatste betekenen : de standaard drie jaar te rekenen vanaf de dag van het toelatingsvonnis.

De prejudiciële vraagstelling.
De prejudiciële vraag waar de Rechtbank Rotterdam mee worstelde luidde: “Dient onder de woorden “van toepassing is geweest” als bedoeld in artikel 288 lid 2 aanhef en onder d Fw de materiële termijn als bedoeld in artikel 349a Fw dan wel de formele termijn als bedoeld in artikel 356 Fw te worden verstaan?” Wat is het belang van het verschil tussen deze twee momenten? In de periode tussen het verstrijken van de materiële termijn en het verbindend worden van de slotuitdelingslijst (het ‘formele’ einde) vindt afwikkeling van de boedel plaats. In de praktijk kan er geruime tijd verstrijken tussen het materiële en het formele einde van de schuldsaneringsregeling. Dit is afhankelijk van de voortvarendheid waarmee die afwikkeling door de bewindvoerder (en niet te vergeten ook door de rechtbank !) ter hand wordt genomen en afgerond, maar ook afhankelijk van het gebruik door schuldeisers van rechtsmiddelen. En wat maakt dit allemaal uit? Het antwoord op deze vraag is van direct belang voor hoe lang men na een eerdere schuldsanering moet wachten met het indienen van een nieuw toelatingsverzoek, en dus wachten op een tweede schuldsaneringskans. Het kan zomaar een paar maanden tot een jaar verschil betekenen.

Materiële termijn van artikel 349a Fw maatgevend.
De Hoge Raad grijpt voor de beantwoording terug op een eerder standaardarrest van 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0890, NJ 2012/636. De Hoge Raad heeft toen met het oog op de vraag of een bepaalde bate wel of niet in de boedel valt, die door de schuldenaar is verkregen na het verstrijken van de materiële termijn, maar voor het (formele) einde bepaald dat die niet in de boedel valt. Redenen voor die beslissing waren (a) het grote belang dat de wetgever eraan hecht dat de schuldsanering niet langer duurt dan drie (of, als de rechter een langere termijn heeft bepaald, ten hoogste vijf) jaar en dat daaraan wezenlijk afbreuk zou worden gedaan indien toepassing van het wettelijk stelsel met het formele einde van de schuldsaneringsregeling feitelijk een verlenging van die termijn zou kunnen bewerkstelligen en (b) de centrale rol die de materiële termijn (uit art. 349a Fw) speelt bij de beoordeling van de vraag of aan de schuldenaar wel of niet een schone lei kan worden verleend. De saniet dient zich gedurende deze materiële periode te houden aan de diverse verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien.

Geen invloed schuldenaar op formeel einde.
De Hoge Raad overweegt dat het formele einde van de schuldsanering niet vaststaat en verschilt per procedure: want afhankelijk is van niet alleen de voortvarendheid waarmee de bewindvoerder te werk gaat bij het opstellen van de slotuitdelingslijst, maar ook van het al dan niet aanwenden door schuldeisers van rechtsmiddelen tegen het eindvonnis (art. 354 Fw), of tegen de slotuitdelingslijst. Aannemelijk is – de Hoge Raad overweegt dit niet – dat ook de voortvarendheid in de werkwijze van de rechtbank hier nog een rol in kan spelen. Dat zou ertoe leiden, aldus de Hoge Raad, dat voor de ene schuldenaar de (wacht)termijn aanzienlijk langer zou kunnen zijn dan voor de andere, zonder dat een schuldenaar daar zelf enige invloed op kan uitoefenen. Dat zou tot een minder redelijke uitkomst leiden, aldus de Hoge Raad. Men zou hieraan kunnen toevoegen: de wettelijke wachttermijn van tien jaar is op zich al lang genoeg, en aanknopen bij de formele termijn zou hem nog langer maken.

Als de schuldsaneringsperiode is verlengd – waartoe kan worden besloten na afloop van de materiële termijn van art. 349a Fw (HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2935, NJ 2014/470) – dan begint de wachttermijn van tien jaar te lopen met het verstrijken van de verlengde (materiële) termijn. Is de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, dan wordt ofwel geen slotuitdelingslijst opgemaakt, ofwel vindt afwikkeling plaats in het kader van een faillissement (art. 350 lid 5 Fw). In die gevallen eindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling door het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak tot beëindiging.

De Hoge Raad beantwoordt de prejudiciële vraag van de Rechtbank Rotterdam dus als volgt: de tienjaarstermijn vangt aan na afloop van de materiële periode van een schuldsaneringsregeling. Dat moment markeert het einde van de periode waarbinnen wordt beoordeeld of de schuldenaar in aanmerking komt voor de schone lei. Als een termijn wordt verlengd door de rechter, dan vangt de wachttermijn van tien jaren pas na deze verlenging aan.

Bron: Hoge Raad 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:572

Reacties niet mogelijk

94%

In 94% van de gevallen komen we tot een schuldregeling.

95%

95% van deze schuldregelingen wordt tot een goed einde gebracht.

100 dagen

de gemiddelde duur van onze schuldbemiddeling is 100 dagen.

Deze website maakt voor een optimale werking gebruik van cookies. Lees voor meer informatie onze privacyverklaring OK Toestaan Weigeren Lees voor meer informatie onze privacyverklaring privacyverklaring Cookie instellingen Dit veld is niet ingevuld De ingevulde tekst is te kort De ingevulde tekst is te lang