Contactgegevens
T 078 - 79 99 932 078 - 79 99 932

Eenmanszaak: 27 van de 38 schuldeisers akkoord
Debiteuren in betalingsmoeilijkheden met een onderneming vormen een bijzondere groep met veelal extra hoge schulden die vaak snel zijn opgelopen. Sommige gemeenten lijken in de schuldhulpverlening een beetje benauwd voor deze cliënten want het lijkt extra ingewikkeld en tijdrovend. Maar met wat bijzondere expertise en inzet is er zeker niet minder kans op een geslaagd dwangakkoord, zoals deze casus illustreert. Schuldenaar heeft ter afwering van een faillissementsverzoek bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend voor de schuldsanering, tegelijk met een verzoek om de weigerachtige schuldeisers te bevelen in te stemmen met een dwangakkoord. Bij vonnis van 8 maart 2018 heeft de rechtbank Gelderland het verzoek dwangakkoord afgewezen. Waar ging het om? Schuldenaar heeft gedurende de periode 1995 tot februari 2018 een eenmanszaak gedreven. Hij verrichtte met zijn bedrijf bouw- en montagewerkzaamheden. Sinds maart 2018 heeft hij een baan in loondienst. De schuldenlast bedraagt volgens de crediteurenlijst in totaal € 484.937,44 en omvat 38 schuldeisers. Voorafgaand aan zijn verzoek schuldsanering heeft schuldenaar aan zijn crediteuren een akkoord aangeboden. Op basis van dit aanbod zou iedere schuldeiser een betaling van 7,58% van zijn vordering ontvangen, tegen finale kwijting. Met dit voorstel hebben uiteindelijk 27 van de 38 schuldeisers ingestemd.

Afkoop beleggingsverzekering alsnog meegenomen 
De rechtbank heeft het verzoek opleggen dwangakkoord afgewezen op basis van het volgende. Er is sprake van een beleggingsverzekering bij Aegon Levensverzekering N.V., waarvan de waarde op 31 december 2014 € 15.391,03 bedroeg. Deze beleggingsverzekering kan worden afgekocht en het te ontvangen bedrag dient, na aftrek van belasting en rente, te worden meegenomen in een aan de schuldeisers aan te bieden schuldregeling. Omdat de beleggingsverzekering niet is meegenomen, is het aanbod niet goed gedocumenteerd. Bovendien is daardoor het aanbod niet het uiterst haalbare waartoe schuldenaar financieel in staat is. Voor het hoger beroep heeft schuldenaar aan zijn crediteuren een nieuw verbeterd minnelijk voorstel gedaan. Hij heeft zijn beleggingsverzekering inmiddels afgekocht, waardoor het beschikbare bedrag voor de schuldeisers nu € 59.331,20 bedraagt. Op basis van de aangeboden schuldregeling zal iedere schuldeiser een betaling van 9,73% van zijn vordering ontvangen, tegen finale kwijting. Toen heeft nog een schuldeiser ingestemd met dit minnelijke voorstel, waarmee nu 28 van de 38 schuldeisers hebben ingestemd. Zij vertegenwoordigen in hoger beroep gezamenlijk 85,94% van de totale schuldenlast. In hoger beroep heeft schuldenaar verklaard dat hij bovendien een (voorwaardelijke) gift van een vriend heeft gekregen van € 50.000,- om het aangeboden akkoord mee te financieren.

Argumenten van de weigerende schuldeisers 
In hoger beroep is namens de weigerachtige schuldeisers niemand verschenen. Een van de schuldeisers heeft gesteld dat de slechte financiële situatie van schuldenaar niet zomaar “uit de lucht is komen vallen”. Schuldenaar had in de maanden juni, juli en augustus 2017 in verband met de financiële situatie van zijn bedrijf bij het plaatsen van bestellingen veel terughoudender moeten zijn of helemaal geen bestellingen meer moeten plaatsen. Door dit toch te doen heeft schuldenaar onrechtmatig c.q. niet te goeder trouw gehandeld. Daarnaast ontbreekt een duidelijke en verifieerbare opgave van baten en schulden, alsmede een opgave van inkomsten en een richting voor wat betreft toekomstperspectief. Ook is niet zeker of de aangeboden minnelijke regeling beter is dan een eventuele uitkering in een schuldsaneringsregeling, aldus een van de weigerachtige schuldeisers, en zijn er ten onrechte geen afspraken gemaakt met de fiscus omtrent de restitutie van btw aan de schuldeisers als er wordt ingestemd met het voorstel of een dwangakkoord tot stand komt. Twee andere vennootschappen nemen het schuldenaar kwalijk dat hij niet (eerder) overleg met zijn schuldeisers heeft gepleegd. Zij menen dat het voorstel, mede gelet op de ontwikkelingen in de bouwbranche, niet het maximaal haalbare voorstel is. De overige weigerachtige schuldeisers hebben in hoger beroep geen (aanvullend) standpunt ingenomen.

Beperkt aandeel weigeraars in schuldenlast en belang overige crediteuren
Het hof is van oordeel dat de schuldeisers in redelijkheid niet tot weigering van instemming met het (nieuwe) aanbod van schuldenaar hebben kunnen komen. Het hof vindt dat de schuldeisers die hebben geweigerd in verhouding tot de overige schuldeisers een relatief beperkt aandeel in de totale schuldenlast hebben. De schuldeisers die hebben ingestemd vertegenwoordigen immers gezamenlijk 85,94% van de totale schuldenlast. Ook neemt het hof in aanmerking dat de schuldeisers die wel hebben ingestemd met de schuldregeling een groot belang hebben bij de effectuering daarvan. Zij krijgen in dat geval op korte termijn een deel van hun vordering betaald. Dat dit deel betaald wordt, staat voor het hof vast, want ter zitting heeft de advocaat verklaard dat het voor de schuldeisers beschikbare bedrag op de derdengeldrekening van zijn kantoor is gedeponeerd en, indien de weigerachtige schuldeisers wordt bevolen in te stemmen met het akkoord, er zo spoedig mogelijk tot uitkering van de bedragen aan de schuldeisers zal worden overgegaan. Een dergelijke verklaring biedt natuurlijk een overtuigende waarborg voor de nakoming.

Geen uitzicht op hogere uitkering aan crediteuren
Ook heeft schuldenaar voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn aanbod het uiterste is waartoe hij financieel in staat moet worden geacht. Daarnaast is niet aannemelijk dat het alternatief van een faillissement of schuldsaneringsregeling uitzicht kan bieden op een hogere uitkering aan de schuldeisers dan zij zullen ontvangen uit de aangeboden schuldregeling. De gift van de vriend van schuldenaar van € 50.000,- is uitsluitend beschikbaar indien dit verzoek om een dwangakkoord zal worden toegewezen. In een schuldsaneringsregeling, of in een faillissement of spaartraject zal dus alleen het bedrag van de afkoop van de beleggingsverzekering als beschikbaar vermogen voorhanden zijn. Schuldenaar heeft een netto-inkomen van € 2.478,72, exclusief vakantiegeld. Hij heeft relatief hoge huurlasten van ruim € 1.200,- en betaalt een bedrag aan alimentatie van € 350,- per maand. Hij heeft een berekening VTLB overgelegd waaruit volgt dat hij in de theoretische situatie dat hij zijn huurlasten zal hebben terug weten te brengen tot € 650,- en zijn alimentatieplicht op nihil wordt gesteld, een vrij te laten bedrag zal hebben van € 1.849,26. Gelet hierop acht het hof het niet waarschijnlijk dat het inkomen van schuldenaar toereikend zal zijn om het bedrag van de gift van € 50.000,- tijdens een schuldsanering of een spaartraject van drie jaar bijeen te krijgen. Daarvoor zal hij immers een bedrag van € 1.388,88 per maand moeten kunnen sparen.

Teruggave BTW 
Dat er op dit moment nog geen zekerheid bestaat over mogelijke restitutie van btw aan de schuldeisers voor het gedeelte van hun vordering dat niet wordt voldaan, staat niet aan toewijzing van het verzoek in de weg. Het is aan de schuldeisers om te zijner tijd de belastingdienst op basis van artikel 29 lid 1 Wet op de omzetbelasting te verzoeken om teruggave van btw, hetgeen in principe ook mogelijk is bij kwijtschelding of indien het factuurbedrag wordt verminderd (Kamerstukken II 2016-2017, 34 554, nr. 3, p. 32).

Ten slotte acht het hof van belang dat schuldenaar ter zitting afdoende heeft toegelicht dat de betalingsproblemen in de zomer van 2017 vrij abrupt zijn ontstaan. Schuldenaar heeft verklaard dat zijn uitvoerder - van wie hij wat betreft de bouwactiviteiten van zijn onderneming volledig afhankelijk was - een paar dagen voor de bouwvak (begin augustus 2017) van de ene op de andere dag aankondigde dat hij na de bouwvak voor zichzelf zou beginnen. Daarnaast zat in die periode een werkvoorbereider ziek thuis. Aangezien het schuldenaar niet is gelukt om een nieuwe uitvoerder te vinden, konden aangenomen opdrachten niet worden uitgevoerd en ontstonden acute betalingsmoeilijkheden. Het is dus niet zo dat hij, wetende dat hij niet meer kon betalen, nog nieuwe bestellingen heeft geplaatst. Het verzoek om een gedwongen schuldregeling is toewijsbaar en het hoger beroep slaagt. Zo kan een zaak in hoger beroep toch een heel andere wending krijgen, waarbij een solide voorstel met de juiste argumentatie enorm kan helpen.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4166 

Reacties niet mogelijk

94%

In 94% van de gevallen komen we tot een schuldregeling.

95%

95% van deze schuldregelingen wordt tot een goed einde gebracht.

100 dagen

de gemiddelde duur van onze schuldbemiddeling is 100 dagen.

Deze website maakt voor een optimale werking gebruik van cookies. Lees voor meer informatie onze privacyverklaring OK Toestaan Weigeren Lees voor meer informatie onze privacyverklaring privacyverklaring Cookie instellingen Dit veld is niet ingevuld De ingevulde tekst is te kort De ingevulde tekst is te lang